II HET RIJKE DOMINICAANSE LEVEN ONDER ZES PRIOREN
Op maandag 19 augustus 1963 kwam ik in Venlo aan.
Ik kreeg een mooie ruime kamer met een nieuw bureau
Op het Albertinum had ik in een kleine paterscel gewoond.
Ik voelde mij de koning te rijk. Korstenbroek was de prior-bouwheer van het klooster.
Hij was een goed gastheer, kenner van spijs en drank. In de stad was hij een bekende
en erkende predikant. Pater Bataille was de zangleraar in het noviciaat in Huissen.
Hij had bij mijn eremis de preek gehouden. Hij was de enige pater die ik kende in
Venlo. Van de andere paters en broeders kende ik niemand bij mijn komst. Van Bataille
ontving ik dan ook de omschrijving van mijn taak. Aan de hoek van een tafel in de
recreatie legde hij mij uit dat ik les moest geven op de Rijks H.B.S. Dat waren lessen
in cultuurgeschiedenis en van het Christendom. Bovendien moest ik de godsdienstlessen
verzorgen op de Middelbare Tuinbouwschool. Ik kreeg een biechtstoel toegewezen achteraan
in de kerk waar de biechtelingen het eerst naar toe trokken. Naar het voorbeeld van
de tollenaar blijven de zondaars het liefst achter in de tempel. Dat was de zware
biechtstoel waar de provinciaal over had gesproken. Eenmaal in de zoveel weken moest
ik de preekbeurt in de kerk verzorgen. Dat hield in op zaterdagavond preken en op
zondag vier maal. Om zes uur was er een avondmis op zondag die door de predikant
werd verzorgd. Om de veertien dagen kreeg ik de vroegmis om zes uur op zondag. Dat
was een mis voor vakantiegangers, duivenmelkers, vissers en het spoorwegpersoneel
dat in de nacht dienst had gedaan op het uitgestrekte spoorwegemplacement van Venlo.
Met carnaval zaten daar ook de feestvierende gelovigen die hun zondagplicht vervulden
om daarna hun roes uit de slapen en met frisse moed weer verder te feesten. Slapen
begon al onder de mis. Op woensdag 4 september 1963 begon mijn schooltaak. Ik had
de eerste lerarenvergadering op de Rijks H.B.S. Ik wist helemaal niet wat een H.B.S.
was want dat type van onderwijs kende ik niet. Ik maakte kennis met de leraren en
leraressen waarvan er enkele nieuwkomers waren zoals ik. Directeur de Vries was ook
pas benoemd. Hij had de opdracht orde op zaken te stellen omdat de school onder de
vorige directeur in de versukkeling was geraakt. Ik hoorde dat hij te veel dronk
en daardoor was de samenwerking met de leraren tot het nulpunt gedaald. In de vergadering
lette ik goed op alles wat er gezegd werd en hield mij verder gedeisd. Al luisterend
en kijkend zou ik wel leren hoe ik mijn eigen vak moest aanpakken en wat de andere
leraren deden. In alle klassen moest ik cultuurgeschiedenis van het christendom geven.
De leerlingen hadden een handboek met een deel I voor de eerste twee klassen en deel
II voor de hogere. De vergadering was in de voormiddag. De lessen zouden pas op 10
september beginnen. In de namiddag van die vierde september begonnen de lessen op
de Tuinbouwschool. Ik moest op die school godsdienst geven en ik moest zelf voor
de leerstof zorgen. Een handboek was er niet. Pater Bataille en pater de Bok hadden
in het voorgaande schooljaar de lessen op de Rijks H.B.S. verzorgd. De opvang of
de begeleiding die zij mij konden geven was zeer beperkt. De Bok was in Rome met
vakantie en zou pas in oktober terugkomen. Bataille liet mij kennis maken met de
conciërge van de H.B.S., Sraar van den Broek, en met de geschiedenisleraar Harrie
Korsten. Dat was alles. Bataille vertelde ook dat het moeilijk lesgeven was op de
H.B.S. Op de Tuinbouwschool zou het wel meevallen want daar hadden ze les gehad van
Klaas van Rijn. Slechter kon ik het nooit.
Zo begon mijn werk tussen de mensen in de stad Venlo. Door mijn jarenlange kloosterleven
voelde ik mij in het begin vervreemd. Daar kwam bij dat de paters en broeders van
Mariaweide vreemd tegen mij aankeken en op den duur ook wantrouwden. Achteraf kwam
ik in hun geordend leven bedreigend over terwijl ik zelf ook onzeker was. Die beginsituatie
is begrijpelijk. Ik kwam van het Albertinum, waar in de jaren van mijn opleiding
een volkomen andere denksfeer was ontstaan. In de theologie, in de filosofie, in
de bijbelstudie waren er stormachtige ontwikkelingen begonnen waarvan wij de eerste
vruchten met smaak hadden beproefd. Om de lieve vrede te bewaren moest ik voor het
oog en oor van de medebroeders op Mariaweide van de vierde versnelling terugschakelen
naar de eerste.